.

Meditatie > Boeddhisme > Geschiedenis > Dumoulin Japan > Inplanting

A De inplanting van Zen in Japan (4)

III De Soto-school na Dogen

Dogen en zijn directe leerlingen kunnen niet gezien worden als de stichters van een afzonderlijke Soto-school, omdat Dogen immers de secte-geest binnen het boeddhisme verwierp. Het was hem te doen om een universeel 'boeddhisme van de ware Dharma'. In de periode dat hij in de buurt van Kyoto verbleef had Dogen ieder tot zich toegelaten, zonder aanzien des persoons, als men maar bereid was met volle inzet te oefenen. In de laatste zes maanden van zijn leven legde Dogen zich uitsluitend toe op de geestelijke leiding van monniken en schiep strengere regels voor de ascese. Een belangrijke aanvulling op de leerlingengroep van Dogen vormde een groep aanhangers van de Daruma-school, die in 1241 in hun geheel zich aansloten bij Dogen, en dit op aanraden van hun ex-medemonnik Ejo (zie begin p.4), die deze stap al eerder gemaakt had. In de derde generatie na Dogen zouden leden van deze groep een belangrijke rol spelen bij de zog. 'Strijd om de opvolging in de derde generatie'.

Na Dogens dood zou Koun Ejo (1198-1280) de abtsmantel van hem overnemen. Hij is de overgangsfiguur van het 'Dogen-Zen' naar het Japanse 'Soto-Zen', hetwelk direct bij het ontstaan ervan uiteen zou breken in verschillende stromingen. Ejo's karakter zou een belangrijke rol spelen bij het uitbreken van het conflict. Hij begon als Tendai-monnik en bestudeerde teksten van vele boeddhistische richtingen (oude boeddhisme, Tendai, Shingon). Maar dit kon hem niet bevredigen, hij zocht een meer existentiële vorm van boeddhisme. Ook het Amida-boeddhisme bleek dat niet te kunnen, waarna hij bij het Zen van de Daruma-school terecht kwam. Hier bereikte hij de verlichting, maar toen hij Dogen ontmoette werd hem duidelijk dat die nog niet diep genoeg ging, en werd hij Dogens leerling. Hij kreeg een bevoorrechte plaats onder diens leerlingen en ging zeer vertrouwelijk met de meester om. Hij is de redacteur van het Shobogenzo Zuimonki, dat ±1236 tot stand kwam en dat anecdotes over en gesprekken met de meester weergeeft. Ejo was met tussenpozen abt van het Eiheiji, van 1253-1267 en van 1272 tot zijn dood in 1280. Hij voelde zich min of meer verplicht om Tettsu Gikai (1219-1309) als zijn opvolger aan te wijzen, omdat hij er getuige van was geweest hoe Dogen een zeer groot vertrouwen in Gikai stelde. Probleem was wel dat Gikai niet helemaal het zuivere Dogen-Zen (de radicale eenheid van praxis en leer; er is geen geestelijk principe buíten het oefenen) scheen aan te hangen, wat ook voor andere monniken in Eiheiji gold, en dat hij het 'betrokken medelijden' van een Zenmeester scheen te ontberen, dat zich uit in een mengeling van grofheid en grenzeloos erbarmen. Na zijn driejarig verblijf in China, in 1262, gaf Ejo hem de vrije hand bij het uitbreiden en aanpassen aan de tijd van het Eiheiji. Vanaf deze tijd schijnen er zich onenigheden in de monniksgemeenschap voor te doen, die ertoe leidden dat Ejo zich terugtrok uit het ambt, maar ook dat Gikai het ambt naderhand op zijn beurt uit onmacht weer overgaf aan Ejo. Gikai schijnt niet opzettelijk naar de macht gestreefd te hebben, maar meer een soort speelbal van de strijd tussen twee stromingen binnen het Eiheiji geweest te zijn. Hij streefde naar hervormingen. Hij hechtte aan uiterlijke verfraaiing van het klooster, terwijl Dogen zeer ascetisch geweest was, en hij voerde Shingon-riten in. Sommige monniken zagen het ideaal van armoede en eenvoud van de stichter hierdoor bedreigd, en boden weerstand, waarop Gikai zich terugtrok. Hiermee was de eerste fase van de strijd om de opvolging beëindigd.

Na Ejo's dood werd Gikai opnieuw abt. Het was de tijd van de bedreiging door de Mongoleninvallen. De heersers gaven aan alle boeddhistische sectes de opdracht rites en gebeden ter voorkoming van het gevaar te houden. Dit verschafte Gikai en zijn aanhangers een alibi om nog meer dan vroeger esoterische rites in Eiheiji te houden. Dit verscherpte het conflict, en in 1287 moest Gikai het klooster ontvluchten. Zijn tegenstanders benoemden Gi'en tot derde abt van Eiheiji, alsof Gikai nooit de derde abt geweest was. Het centrale twistpunt van de strijd om de navolging is dus, of Gikai de derde abt was, of Gi'en (beiden stamden van oorsprong uit de Daruma-school). Gikai kon aan zijn levensavond in 1293 nog een nieuw Zenklooster inwijden, het Daijoji, waar Zazen het hoofdprogramma vormde, maar ook vele Shingonrites bijgevoegd waren. De resp. opvolgers van de twee lijnen van Gi'en en Gikai, Giun (1253-1333) en Keizan Jokin (1268-1325), brachten door hun persoonlijkheid het conflict min of meer tot een einde, alhoewel het nog lang nawerkingen zou hebben. Het conflict is een uiting van een aan Zen inherente spanning: enerzijds het elitaire aspect ervan, het streven naar diepte en verlichting binnen een gemeenschap van monniken; anderzijds vanuit het Bodhisattva-ideaal een betrokkenheid op de redding van het gewone volk, die vereiste dat men zich daaraan aanpaste. Deze spanning bleef tijdens de hele geschiedenis van Zen werkzaam, en slechts zelden lukte het ze in één persoon in balans te brengen.

Na de derde generatie is er binnen Soto een ingewikkelde situatie ontstaan, waarin vijf traditielijnen binnen deze school te onderscheiden zijn. De belangrijkste daarvan zijn de Eiheiji-lijn, teruggaand op Giun, de Jakuen-lijn en de lijn van Tettsu Gikai, die organisatorisch gezien de belangrijkste zou worden, door persoon en werk van Keizan Jokin.

Keizan Jokin (1268-1325) wordt in de Soto-school de Grote Patriarch genoemd (naast Dogens titel van Hoge Patriarch). Hij trad zeer jong in het Eiheiji in (met 12 jaar), en maakte van 1285 tot 1288 een pelgrimage door Japan, waarin hij met zeer verschillende richtingen binnen het boeddhisme in aanraking zou komen, welke ontmoetingen hem voor zijn leven zouden vormen, aangezien hij zeer open van geest was. Hij maakte kennis met Rinzai-meesters, met Shingon-praktijken, met Tendai en met de Amida-verering. In elk van deze richtingen zag hij wel iets goeds. Maar ondertussen bleef hij zich toch toeleggen op strenge beoefening van Zen. In 1303 neemt hij de leiding van het Daijoji over, dat hierna een belangrijk Zencentrum in het noordoosten van Japan wordt (van 1300 af begint hij aan zijn werk Denkoroku, dat in biografieën de traditie vanaf Boeddha tot aan de Soto-meesters vertelt). Keizan was ervan overtuigd dat het noodzakelijk was het Zen aan de tijdgeest aan te passen en elementen uit andere boeddhistische sectes, m.n. de esoterische rites, te integreren. Hij streefde ook naar meer invloed op het volk. Omdat hij betrekkingen had met vele tempelleiders, lukte het hem al snel een beweging van Soto-Zen op te richten. Hij stichtte in 1322 het belangrijke klooster Sojiji, dat door keizer Go Daigo tot 'Grote Hoofdzetel' verheven werd, van gelijke rang met het Eiheiji binnen Soto.

Samenvattend: tegen het einde van de Kamakura-tijd ontplooide de Soto-school zich rondom drie centra: het Eiheiji, het Daijoji en de twee tempels Yokoji en Sojiji (door Gasan Joseki [1275-1365] geleid, de leerling van Keizan). Het Sojiji was naar rang gelijkwaardig aan het Eiheiji, maar wat betreft feitelijke invloed overtrof het dit klooster. De overgang van Dogen- naar Soto-Zen werd door Gikai ingeleid, en door Keizan verwezenlijkt. Het Soto-klooster heeft (ook in de huidige tijd nog) naast een Zenhal een cultushal, waar Shingonrites voltrokken worden. Een belangrijke plaats nemen daaronder de begrafenisrituelen in, maar ook bezweringen en smeekgebeden om aardse welstand horen tot het dagelijkse ritueel. De massa beperkt zich tot deze rituelen, terwijl de monniken en een paar andere mensen zich ijverig toeleggen op Zazen in de meditatiehal. Ondanks deze syncretistische vermenging heeft men toch de overtuiging in de traditie van het Zenboeddhisme te staan.

Zonder verandering is er iets in ons dat blijft slapen, en dat zelden wakker wordt. De slaper moet ontwaken.
- Frank Herbert -

Myokyo-ni: Gentling the Bull
The Ten Bull Pictures. A Spiritual Journey. The Comments from talks by MYOKYO-NI (Irmgard Schloegl)
Cover van Gentling the BullEen diepgravend, interessant en erg inspirerend boek van Zenmeesteres Myokyo-ni. Het is een commentaar bij de zog. plaatjes van de
Meer...

WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7

 

.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.