Meditatie > Boeddhisme > Geschiedenis > Dumoulin Japan > Moderne tijd
Door haar hechte organisatie leed de Soto-school minder dan de andere boeddhistische scholen onder de tegenslagen aan het eind van de Japanse Middeleeuwen. Deze organisatie kwam het Tokugawa-shogunaat uitstekend van pas, omdat Soto zo'n grote invloed bij het volk had, en tegelijkertijd zich onderdanig gedroeg. Ook tekende zij zich uit door onderwijs van het gewone volk, wat het Shogunaat met haar Confucianistische achtergrond welgevallig was. Men bevorderde speciaal de Soto-tempels, met de daarbij behorende scholen. Het Eiheiji en Sojiji werden aan elkaar gelijk en tot hoofdtempels verklaard, wat aanleiding gaf tot veel strijd, omdat de bij Sojiji behorende tempels die van het Eiheiji meer dan tienvoudig overtroffen. Maar organisatorische maatregelen op zich zijn niet genoeg om de stagnatie op te heffen. Gelukkig stonden er midden 17e eeuw voldoende daadkrachtige en spiritueel begaafde mannen op, maar een echte revival zou Soto toch niet beleven. De belangrijkste man uit deze periode is Manzan Dohaku (1636-1714). Hij zette zich in voor een reformatie: de opvolging in de tempels diende weer, conform de wensen van Dogen, volgens de overdracht van geest tot geest te gebeuren, en niet door benoeming. Zo wilde hij de handel in verlichtingscertificaten en het veelvuldige wisselen van meester tegen gaan. Met steun van het Shogunaat slaagde hij hierin. Zijn tegenstanders, waaronder Tenkei Denson, vonden de verlichtingservaring belangrijker dan de meester-leerling-verhouding; waar die ervaring opgedaan is doet er niet zoveel toe. De controverse tussen de twee kampen veroorzaakte een Dogen-revival; we ontstonden in de tweede helft van de Edo-tijd zeer vele en zeer goede wetenschappelijke studies over hem en over de Vijf Stadia. De meeste Soto-meesters waren het met Manzan eens, maar een probleem was wel dat in deze tijd van stagnatie maar moeilijk gekwalificeerde meesters en leerlingen te vinden waren. Soto bleef zijn populaire karakter ook in deze tijd behouden. Het liet door een levend voorbeeld zien dat ook de verplichtingen van het beroepsleven een vorm van Zen kunnen zijn, mits met de juiste instelling verricht. Dit is belangrijker dan het bereiken van verlichting. Suzuki Shosan (1579-1655) heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan dit arbeidsethos dat zich vooral in Soto ontwikkelde, alhoewel hij zelf tot geen enkele school behoorde. Volgens hem is het een dwaling naar ledigheid (zonder werk zijn!) te verlangen of naar toekomstig geluk, omdat dit verhindert dat men ooit de geest van Boeddha bereikt. Lichaam en geest, waarin de hartstochten woekeren, moet men als vijand zien. Via Soto had dit ethos grote invloed op het volk. De volksheid van Soto vindt haar hoogste uitdrukking in de dichter-monnik Daigu Ryokan (1758-1831). Hij was een ingoede 'dwaas', die graag met kinderen omging. Anderzijds leefde hij ook als kluizenaar, en getuigen sommige van zijn Chinese gedichten van duisternis en eenzaamheid. De eenzaamheid was voor hem soms een drukkende ziekte, soms een vervulde vreugde. Zijn intensieve omgang met het plattelandsvolk vermilderde zijn alleen-zijn, maar nam de eenzaamheid niet weg. Spelen met kinderen was voor hem een vorm van zelfvergetenheid, en daarom Zen.
Eindconclusie: ondanks de geestelijke verstijving als gevolg van het beperking opleggende controle-systeem heeft deze periode toch een verrassend aantal opvallende persoonlijkheden opgeleverd. Door de 'concentratie naar binnen'(?) heeft deze tijd in de bevolking krachten los gemaakt, die de latere snelle opening van het land in de Meiji-tijd mogelijk hebben gemaakt. De Edo-tijd was een soort incubatie-periode.
30 Jaar lang heb ik water verkocht langs de oever van de rivier.
- Shosan -
Tydeman, Nico: Zitten
De praktijk van Zen
Een heel prettig leesbare en heldere inleiding in de praktijk van Zenmeditatie. De auteur is een bekende Nederlandse Zenmeester. A.d.h.v. korte hoofdstukken
Meer...
WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7