Meditatie > Boeddhisme > Geschiedenis > Dumoulin Japan > Moderne tijd
In de tweede helft van de 16e eeuw werd volledige secularisering bereikt. In de 16e eeuw was het land totaal versplinterd geraakt onder de vele feodale heren. Het was de 'eeuw van het rijk in oorlog'. Pas rond de eeuwwisseling kwamen er een paar machtige mannen op, die het rijk wisten te verenigen. Eén van deze machtige mannen, Oda Nobunaga (1534-1582), streefde er bewust naar de macht van de boeddhistische kloosters, die vaak eigen legertjes hadden en zich in de politiek mengden, te breken. Vele tempels werden vernietigd. Hierdoor zou het boeddhisme definitief elke politieke macht verliezen, en een sterke terugslag ondervinden. Tegen deze achtergrond gezien is het frappant dat hij en zijn navolgers Zen wèl begunstigden. Het Zenboeddhisme had geen politieke invloed meer, maar nog wel degelijk een culturele, wetenschappelijke en pedagogische. Bijv. in de Momoyama-tijd hadden de heersers grote belangstelling voor de Chinese wetenschap, waar Zen goed bij aansloot. Zen zou als enige boeddhistische school niets van haar aanzien verliezen. Religieus gezien had het wel schade geleden door de secularisering.
Ontmoetingen met christelijk missionarissen (midden 16e eeuw tot aanvang 17e eeuw). Discussies of God de bron van alle dingen is, of God, en of er zoiets als een ziel is. De missionarissen zagen het boeddhisme, en m.n. Zen, als een negativistische religie, die weerlegd diende te worden. Hoewel ze zeer onbuigzaam in de leer waren, waren ze zeer open t.o.v. de Japanse cultuur. Men probeerde bijv. net als de japanners te leven.
In de Edo-tijd (de tijd van het Tokugawa-shogunaat; 1600-1868) bouwde Ieyasu (1543-1616), de grondlegger van dit shogunaat, bij het dorp Edo een sterke vesting, als centrum van zijn regering. Dit dorp zou uitgroeien tot een grote stad, het centrum van het land. In de Meiji-tijd werd Edo omgedoopt in Tokyo. Deze tijd wordt gekenmerkt door een absoluut centralisme gecombineerd met lokale autonomie, een rigoreuze indeling van de maarschappij in vier klassen, de verdrijving van alle buitenlanders en christenen, de afsluiting van de rest van de wereld. Maar het was wel een periode van vrede na 200 jaar oorlog. Boeddhisme en Shintoïsme stonden onder toezicht van controlerende beambten. Alle inwoners van het land werden gedwongen zich bij één van de boeddhistische sectes aan te sluiten. Op geestelijk gebied verloor het boeddhisme zijn leidende positie aan het (Neo-)Confucianisme, dat de officiële ideologie van de Edo-tijd. De confucianistische geleerden maakten zich aan het begin van deze nieuwe tijd los van het Zenboeddhisme, waarmee het tot dan toe in een soort van symbiose had geleefd. Zenmonniken hadden immers in de Kamakura- en Muromachi-tijd in grote hoeveelheden de confucianistische wetenschap en literatuur naar Japan overgeplant. Deze scheuring was voor hen pijnlijk, maar zij probeerden haar te compenseren door zich op de Chinese wetenschap te blijven toeleggen. In de maatschappij ontstond er een 'cultuur van de onderhouding' (decoratieve schilderijen, erotische romans etc.), maar de 'Zenkunsten' (thee, schilderen met oostindische kunst, Zentuinen, Haiku) en ook Zen zelf bleven toch nog steeds mensen aantrekken.
Takuan Soho (1573-1645) markeert een nieuwe levensstijl in Zen. Hij was eigenlijk meer geleerde dan monnik. Beoefening van de wetenschap, ook niet-boeddhistische, was voor hem een behoefte. Hij verbracht meer tijd buiten het klooster, dan erbinnen. Behalve geleerde was hij ook nog dichter. Hij produceerde honderden gedichten. De eigenlijke taak van een Zenmeester, nl. geestelijke begeleiding van leerlingen en het onderrichten van het volk, schijnt hij nauwelijks te hebben uitgeoefend. In tegenstelling tot andere Zenmeesters uit de Edo-tijd polemiseerde hij niet met het Neo-Confucianisme, maar probeerde vanuit de Zen-metafysiek de tegenstellingen te overbruggen. Eenzelfde benadering hanteerde hij tegenover het Shintoïsme. In zijn Zenleer legde hij nadruk op het bereiken van niet-geest, d.w.z. een niet meer onderscheidende geest, die zich nergens aan vastklampt, zodat er geen onderscheid meer is tussen subject (geest) en objecten. Het handelen van deze niet-geest is het niet-handelen, dat niet op materiële zaken gericht is. De ethiek die Takuan leert is confucianistisch: de vier klassen maant hij tot trouwe vervulling van hun plichten en tot beoefening van de sociale deugden. Hij is pessimistisch over het gedrag van mensen dat hij rondom zich aantreft, en denkt dat het onmogelijk is tegelijkertijd de weg van het boeddhisme te volgen en een wereldlijke carrière te maken.
Zen heeft sinds de Kamakura-tijd de kunst van het zwaardvechten beïnvloed. De zwaardmeesters leerden van Zenmonniken hun angst voor de dood te verliezen. In de Edo-tijd werd de zwaardkunst vooral door het Confucianisme gedragen (vecht-ethos, zegenbrengende moed), maar door de syncretistische tijdsgeest kwamen er ook elementen van Zen binnen: bijv. de ikloosheid en het zonder streven zijn. Maar in het kader van de onderdrukking van het boeddhisme ontbrak het van confucianistische zijde tegelijkertijd ook niet aan kritiek daarop.
Tussen Takuan en de zwaardmeester van shogun Iemitsu, Yagyu Tajima no Kami Muneyoshi, bestond een hartelijke vriendschap. Takuan schreef zijn vriend twee brieven over het zwaardvechten. Takuan heeft zelf de zwaardkunst nooit beoefend; het ging hem enkel om de geestelijke betekenis ervan. De vechtende dient zich los te maken van het hem hinderende ik-bewustzijn, zodat hij zich niet meer laat binden door de omstandigheden of door zijn tegenstander. Volle handelingsvrijheid is pas mogelijk wanneer de vechtende zich noch op (de acties van) zijn tegenstander, noch op zijn eigen ik richt. De volle handelingsvrijheid wordt gerealiseerd in de 'bewegingsloze prajna'. De oefenende 'vergeet' dan wat zijn lichaam en wat zijn zwaard doen; er is geen storend ik meer. De geest moet onder de navel gehouden worden en mag niet naar buiten treden, zodat de bewegingen van de tegenstander moeiteloos gevolgd kunnen worden. De oorspronkelijke geest kan ongehinderd door het hele lichaam stromen, terwijl wij meestal verkeren in de toestand van een dwalende geest, die zich vastzet in een bepaald gebied. De ware zwaardvechter vecht niet om zegen of nederlaag, en het gaat hem er ook niet om zijn tegenstander te doden. Volgens Takuan is het zwaardvechten een kunst.
Ik droomde van duizend nieuwe wegen... Ik ontwaakte en nam de oude weg.
- Chinees spreekwoord -
Sheng-yen, Master: Faith in Mind
A Guide to Ch'an Practice
Master Sheng-yen (SY) is een Taiwanese Zenmeester in de traditie van zowel van de Soto- als van Rinzai-school. Al zijn boeken zijn
Meer...
WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7