Meditatie > Boeddhisme > Geschiedenis > Dumoulin China > Ontstaan en bloei
In 845 vond de Grote Vervolging van het boeddhisme plaats. Achtergronden: boeddhisme werd door confucianistische beambten nog als buitenlands ervaren; celibataire levenswijze van monniken gaf aanstoot, gezien het belang van gezin en kinderen in de Chinese maatschappij; kloosters hadden ontheffing van belastingen en sociale dienstverlening, wat aanstoot gaf. Er werden een paar duizend kloosters verwoest, maar het Zenboeddhisme werd vrijwel niet getroffen. Dat was nl. vooral op het platteland en in het zuiden gevestigd, terwijl in het noorden en in de steden de zwaarste klappen vielen; verder voorzagen Zenmonniken in hun eigen onderhoud en waren productief, zodat ze niet drukten op de economie van het land; de Zenmeesters hadden nooit veel contact met de hofkringen gehad en leidden een onopvallend bestaan.
De overbrugging tussen de Zenmeesters van de T'ang-tijd en die van de Sung-periode werd gevormd door de zog. 'Vijf Huizen', vijf traditielijnen bínnen Zen met elk eigen accenten, die ontstonden in de tweede helft van de T'ang-periode en de tijd van de Vijf Dynastieën (907-960). Bij het begin van de Sung-tijd sterven drie van de vijf huizen uit; over blijven de lijn van Lin-chi en die van Ts'ao-tung. In de traditie van Lin-chi ontstonden twee huizen, dat van Kuei-yang en dat van Lin-chi; de overige drie behoorden tot de lijn van Shih-t'ou.
Kuei-yang. Hier gaf men aan zwijgen en actie de voorkeur boven woorden. De naam is afgeleid van de twee bergen waarop de stichters, Kuei-shan en Yang-shan, resp. meester en leerling, woonden. In alledaagse situaties brachten de meesters hun verlichting door zwijgen of handelingen tot uitdrukking; dit heet 'de oefening van de Verlichte'.
Lin-chi (Rinzai-school). Deze school kenmerkt zich door een dialectiek in de vorm van drie- en viertallen, bijv. over de vier mogelijke constellaties van ontmoeting tussen gastheer en gast (d.w.z. verlicht iemand en een nog verblind persoon) in ontmoetingen tussen Zenmeesters en hun leerlingen.
Ts'ao-tung (Soto-school). Deze naam is een samenstelling uit de namen van de beide stichters, Tung-shan en Ts'ao-shan, resp. meester en leerling. Tung-shan leerde van zijn meester dat levende én levenloze 'wezens' de Boeddha-natuur bezaten. Hij stamde uit het zuiden van China en verbracht daar zijn hele leven => leefde in veel mildere omgeving dan Lin-chi. Hij was literair begaafd en drukte zijn ervaringen in gedichten uit. Van hem stamt de beroemde formule van de 'Vijf Stadia' of de 'Vijf Standpunten', die door Ts'ao-shan verder uitgebouwd zouden worden. Het gaat hierbij niet om een voortschrijdend psychologisch-ontologisch proces, maar om vijf perspectieven op het ene Absolute. De twee kernbegrippen hierin zijn het 'rechte' (voorgesteld door een zwarte cirkel) en het 'kromme' (voorgesteld door een witte cirkel), resp. staande voor het ene Absolute en voor het veelvoudige relatieve en fenomenale. Het rechte is dynamisch, in voortdurende beweging, en het kan niet als een object 'gevat' worden. Het is de ware leegte, zonder tweeheid. Het rechte en het kromme doordringen elkaar wederzijds, zijn niet van elkaar te scheiden. Ze zijn relatief aan elkaar. De leer van de Vijf Stadia is niet speculatief bedoeld, maar wil de leerling tot een ervaring ervan helpen. In latere tijd werd het een van de meest belangrijke koans.
Op het eerste 'niveau' is al direct sprake van echte verlichting, alleen moet men dieper zien door te dringen. Op het eerste niveau ziet men dat al het relatieve een manifestatie is van het Absolute (alles is gelijk en leeg); op niveau 2 ziet men het Absolute werkzaam in afzonderlijke verschijnselen; niveau 3 zegt, afhankelijk van de vertaling, dat in het Absolute alle tegenstellingen zijn opgeheven, of dat het Absolute altijd dynamisch bezig is zich te manifesteren in het relatieve, dat het niet los daarvan bestaat; bij niveau 4 zijn ook verschillende vertalingen mogelijk, ofwel: 'aankomen in wederzijdse integratie (van het Absolute en het religieuze)', ofwel: 'aankomen midden in het gekromde'. De eerste vertaling laat zien dat Absolute en religieuze altijd tegelijkertijd aanwezig zijn, dat de een de ander oproept. De tweede vertaling maakt duidelijk dat het relatieve een oneindige variatie van verschijningsvormen kent. Op niveau 5 is ongehinderde wederzijdse doordringing en eenheid bereikt, in een vrijheid die het objectieve overstijgt. De voorliefde voor formules en getallenschema's is typisch Chinees.
Yün-men (Japans: Ummon). De stichter van de gelijke naam leefde van 864-949. Hij had grote moeite moeten doen om zijn eigen verlichting te bereiken (zijn meester brak hem o.a. een been), en maakte het zijn eigen leerlingen later ook niet gemakkelijk. Hij maakte gebruik van stokslagen en schreeuwen, maar werd vooral bekend om zijn zeer korte en treffende antwoorden. Zijn methode wordt daarom ook wel de 'barrière van het ene woord' genoemd. Voorbeeld: "Wat is Zen?" => "Dit"; "Wat is het zwaard van Yün-men?" => "Patriarch". Het in het relatief rustige zuiden gehuisveste huis van Yün-men heeft een grote bijdrage geleverd aan de Chinese cultuur. Het hoogtepunt daarvan is Hsüeh-tou (980-1052) uit deze school, de dichter die de auteur was van de Hekiganroku ('Annalen van de smaragden rotswand'), een zeer beroemde en literair hoogstaande verzameling van 100 koans, vervaardigd a.d.h.v. voorvallen uit de levens van voorgaande beroemde meesters. Het huis van Yün-men werd naderhand in de Rinzai-school opgenomen.
Fa-yen. Dit huis ontstond het laatst en zou niet lang bestaan. De naam is een posthume titel voor de stichter (885-958), die actief was in Nanking, een cultureel belangrijke stad in het zuiden. De meester was hooggeleerd en goed bekend met de Chinese en met de boeddhistische klassieken. Zijn lievelingsmethode in het Zen-onderricht was het herhalen van zinnen of woorden, zonder een verklaring toe te voegen. Bijv. een monnik geeft een antwoord op een vraag van Fa-yen: 'a'. Fa-yen zegt dat dit antwoord niet bevredigt. Als de monnik hem dan naar zijn antwoord vraagt, zegt Fa-yen: Het is 'a'. Het huis van Fa-yen was nog meer dan de andere huizen doordrongen van de Kegon-leer van het in-elkaar-zijn van de zes kenmerken van de zijnden, heelheid en onderscheiding, gelijkheid en verschil, ontstaan en vergaan. Wanneer men in diepe Samadhi verzonken is, rest er geen betrekking tot de benoembare wereld, en dan is er noch 'principe', noch 'verschijning'. Er is onderscheid in gelijkheid en gelijkheid in onderscheid. Uit dit huis stamt ook de kroniek Keitoku Dentoroku, een uitgebreid verslag van leven en werken van Zenmeesters tot dan toe, dat als basis zou dienen voor latere koanverzamelingen. In het huis Fa-yen waren ook syncretistische tendenzen aanwezig (combinatie met Tendai en met de praktijk van het Nembutsu), die later in het Chinese boeddhisme de overhand zouden krijgen.
Waar voldoende afstand is - heerst zelden opstand.
- Carla Pols -
Sheng-yen, Master: Faith in Mind
A Guide to Ch'an Practice
Master Sheng-yen (SY) is een Taiwanese Zenmeester in de traditie van zowel van de Soto- als van Rinzai-school. Al zijn boeken zijn
Meer...
WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7