Meditatie > Boeddhisme > Geschiedenis > Dumoulin China > Ontstaan en bloei
In de Sung-tijd hadden de Zenkloosters grote religieuze invloed in het volk, en genoten zij, vanwege hun culturele betekenis, de bescherming van het hof. Dit werd vastgelegd in de regeling van 'De Vijf Bergen en de Tien Tempels', wat wel inhield dat men voor een hoge mate van zekerheid betaalde met controle door de Staat. De sterke institutionalisering zorgde voor een neergang van Zen, maar tegelijkertijd leverde Zen een grote culturele bijdrage. In deze tijd kreeg het neo-Confucianisme in de leidende en intellectuele kringen de overhand, maar was wel een gesprekspartner voor het boeddhisme. Van de ene kant namen sommigen uit deze stroming denkbeelden uit het boeddhisme over en bestudeerden boeddhistische teksten, van de andere kant wezen zij het af als egocentrisch op eigen heil gericht, met verwaarlozing van het belang van de maatschappij. Er waren ook persoonlijke contacten tussen Zenboeddhisme en confucianisten. Ook de neo-confucianisten gebruikten een vorm van meditatie. Een groot voorbeeld van deze houding t.o.v. het boeddhisme was de confuciaanse filosoof Chu Hsi (1130-1200). Hij verwierp de boeddhistische identificering van geest en natuur, omdat zo volgens hem de tastbare realiteit van het 'principe' (li) ontkend werd. Filosoferen is de dingen onderzoeken, niet de geest of de leegte ontdekken. De dingen zijn in zich volledig, zijn niet leeg. Li is als een geestelijk principe met de materiele ether in elk ding verbonden.
De Zenkunst kwam in Japan tot volle uitbloei, maar bereikte ook in China reeds een zeer hoog niveau. Bijv. gingen de Zenboeddhisme in China de reeds bestaande techniek van het schilderen met monochrome oostindische inkt overnemen, om daarmee documenten van hun geestelijke traditie te maken en getuigenis af te leggen van verworven inzicht. Er zijn hierin drie categorieën van schilderijen te onderscheiden:
Syncretistische tendenzen. In de Sung-tijd raakte het Nembutsu in Zenkloosters wijd verspreid. Ook vele Zenmeesters bestudeerden de Sutra's. In de Ming-tijd (1368-1644) zouden alle boeddhistische richtingen met elkaar versmelten. Achtergrond van deze gebeurtenissen: de harmoniserende tendens in de Chinese religiegeschiedenis, de idee van de 'eenheid der drie leren', nl. van Confucianisme, Taoïsme en boeddhisme.
Een vereenzaamde blijft hopen dat er iemand komt; desnoods iemand van wie hij hoopt dat die níet komt
- Carla Pols -
Sheng-yen, Master: Faith in Mind
A Guide to Ch'an Practice
Master Sheng-yen (SY) is een Taiwanese Zenmeester in de traditie van zowel van de Soto- als van Rinzai-school. Al zijn boeken zijn
Meer...
WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7