.

Gebed > Over gebed > Vormen > Hesychasme

De kracht van de Naam (5)

VI Eenmaking (4)

Ondanks onze inspanningen om voor God te blijven staan zullen onze gedachten rusteloos en doelloos door ons hoofd blijven gaan. Door de zondeval zijn we niet meer in staat in het hier en nu, in de tegenwoordigheid van God te zijn. Er zijn wee methodes om dit ongedaan te maken. De eerste is enkel voor sterke mensen weggelegd: het tegenspreken van de slechte gedachten.

Voor de meeste mensen is het daarentegen beter niet te proberen hun geest te ontdoen van het kwade, maar hem te vullen met de gedachte aan het goede. Je tot de Heer wenden, Hem je machteloosheid voorleggen, opdat Hij de slechte gedachten verdrijft en ze tot niets herleidt. De mens kan niet ophouden met denken, maar hij kan zich er wel van los maken door zijn geest te binden aan de gedachte aan het Ene: de naam van Jezus. Zo worden we ons de gedachtenstroom steeds minder bewust. Verbeelding en logisch redeneren niet onderdrukken, maar zeker ook niet aanmoedigen! Alleen in zuiver beeldloos voelen zullen we de eenmakende kracht van het Jezus-gebed ervaren. Dit wordt dan een onbemiddelde ontmoeting. Wij voelen Zijn aanwezigheid, en onze gevoelens zijn tot eenheid versmolten in ons hart. Dus het Jezus-gebed brengt ons in het hier en nu, en verenigt ons met de ene Christus. Wanneer je beginneling in dit gebed bent, maak je dan niet teveel zorgen over het verjagen van je gedachten. Voer een positieve strategie: niet wat je moet uitsluiten, maar wat je moet insluiten is van belang. Concentreer je hele wezen, vurigheid en vroomheid op Jezus. Voel Zijn aanwezigheid. Als je afdwaalt, wees dan niet ontmoedigd, maar herneem rustig en zonder ergernis. Zie de aanroeping niet zozeer als een van gedachten ontbloot gebed, maar als een gebed vol van liefde. Het is een gebed van genegenheid, niet van zelf-veroorzaakte opwinding.

Wanneer de oplossing eenvoudig is, betekent dat dat God antwoordt.
- Albert Einstein -



WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7

 

.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.