.

Gebed > Over gebed > Vormen > Monnikendom

Vormen van gebed in het monnikendom (8)

Woestijnvaders - vervolg 7

61: Zondebesef

'Zelfkritiek, waakzaamheid, besef van eigen zondigheid, rouwmoedigheid en nederigheid vormen één samenhangend geheel, dat het beschermend en voedend omhulsel is van het gebed van de monnik.' De monnik wilde door geloof in Jezus nu al gered worden van de zonden. 'Het zondebesef werd zo noodzakelijk geoordeeld, dat abt Mozes durfde te beweren: 'Als iemand niet in zijn hart de overtuiging heeft zondaar te zijn, verhoort God hem niet.''

62: Nederigheid

'Nederigheid is op de eerste plaats een geestesgesteltenis ten opzichte van God, de erkenning van de volstrekte afhankelijkheid van God, het bewustzijn van tekortgeschoten te zijn tegenover een God die liefde is, de ware grond van de religieuze schuld.' 'Het zal nu duidelijk zijn dat de nederigheid bij de woestijnvaders een alles doordringende deugd was. Geen enkele handeling is volmaakt op God gericht en geheel vrij van zelfzucht. Bijna alle spreuken bevatten, naast het eigenlijke onderwerp, tegelijk een verwijzing naar de nederigheid.'

63: Theologie

'De woestijnvaders waren oorspronkelijk afkerig van schriftuurlijke, theologiese en wijsgerige disputen; zij vonden dat tijdverlies. In dit licht moet hun reserve ten aanzien van Evagrius van Pontus gezien worden.' Godsbeeld: God als almachtig heerser en kenner en proever van de harten. Maar God voor woestijnvaders toch een abstract begrip. Hij werd pas concreet en object van warme liefde in Zijn zoon Jezus. Jezus wordt bij de woestijnvaders heel vaak gelijkgesteld aan God. Ook in de psalmen lazen de woestijnvaders in het woord 'God' eigenlijk 'Jezus'.

64 Christologie

'In de tijd waarin de woestijnvaders leefden stond de godheid van Christus op de eerste plaats. We vinden dan ook tal van uitdrukkingen en uitspraken die Christus' godheid veronderstellen.' De woestijnvaders hadden nauwelijks aandacht voor Jezus' menselijkheid en de navolging. Maar daarentegen wel veel aandacht voor onmoeten Christus in de medebroeder, en vooral in arme mensen.

65: Eentonigheid

De woestijnvaders leefden niet in volledige afzondering, hadden contacten met medebroeders, kwamen bijeen voor gezamenlijke eucharistieviering en werden door bezoekers en toeristen bezocht.

66: Lusteloosheid

Concreet leven in de woestijn kon door de lange duur en zware beproevingen van die omstandigheden een zware beproeving worden, met wurgende onzekerheid of men het hiernamaals wel waardig zou worden. Vandaar uit vastklampen aan volharding en blijven. Berucht: Duivel van het middaguur, de sleur, verveling en onverschilligheid, de ondoordachte neiging om in één keer alles op te geven en af te zien van de moeizame weg.

67: Ontspanning

Antonius: De boog kan niet altijd gespannen zijn. Er moet afwisseling zijn. Waarschijnlijk ruimden alle monniken van 3 tot 6 in de middag tijd in om zich te ontspannen, door eten klaar te maken en kleine werkzaamheden in hun kluis te verrichten.

68: Politeia

D.w.z. zich systematisch en gedurende langere tijd toeleggen op het oefenen van een bepaalde deugd of het loslaten van een ondeugd.

69: Opnieuw beginnen

De monnik begint elke dag, ieder uur opnieuw. Zelfs op het eind van zijn leven kan nog niet gezegd worden dat hij echt begonnen is, wanneer we zijn inspanningen afmeten tegenover de onmetelijke liefde van God.

70: Zichzelf beetnemen

Psychologische trucjes, om te maken dat je de ascese volhoudt. Zo de passies uitdoven.

Abt Sisoes zei: Zoek God, maar zoek Hem niet daar waar Hij niet woont.
- woestijnvaderspreuk -



WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7

 

.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.