Gebed > Over gebed > Bezinningsteksten
Het enige wat ik kan doen is om te proberen om de commentator tot zwijgen te brengen, om het lawaai van al dat nutteloze innerlijke gebabbel tot stilte te brengen, dat gebabbel dat mij verhindert te zién even feilloos als wanneer er een krant voor mijn ogen heen en weer zou bengelen. Deze inspanning is in feite een discipline die een leven lang van toegewijd strijden vereist; zij markeert de literatuur van heiligen en monniken van elke orde in het Oosten en in het Westen, zonder regel of mét regel, ongeschoeid en geschoeid. De spirituele genieën van deze wereld schijnen universeel tot de ontdekking te komen dat de modderige rivier van de geest, dit eindeloze stromen van trivialiteiten en rotzooi, niet ingedamd kan worden, en dat het verspilde moeite is die tot waanzin kan leiden om dat wel te proberen. In plaats daarvan moet je de modderige rivier toestaan om door de schemerige kanalen van het bewustzijn te stromen, zonder dat je er notitie van neemt; je richt je blik omhoog; je kijkt er langs heen, mild, de aanwezigheid van deze rivier erkennend zonder belangstelling en er overheen starend in het rijk van het ware, waar subjecten en objecten zuiver handelen en rusten, zonder uiting. "Lanceer jezelf in de diepte", zegt Jacques Ellul, "en je zult zien."
- Annie Dillard -
Deze tekst heb ik vertaald uit James Finley, Merton's Palace of Nowhere. A Search for God through Awareness of the True Self, Ave Maria Press, Notre Dame, Indiana 46556, 19835, ISBN O-87793-159-3. Het opschrift boven de vertaling stamt van mijn hand.
Wanneer we bidden, zijn we al verdwaald voordat we eraan beginnen. Gebed doet zich aan ons voor als een soort van paleis zonder deuren. Het paleis ligt nergens en langs het pad dat ernaar toe leidt staat geen bord met daarop de aanwijzing "Hier binnengaan". We bevinden ons in een eenzame stilte die langs de randen van de afgrond loopt, van ons eigen nietszijn en van de volheid van God.
- James Finley en Thomas Merton -
Deze tekst heb ik vertaald uit James Finley, Merton's Palace of Nowhere. A Search for God through Awareness of the True Self, Ave Maria Press, Notre Dame, Indiana 46556, 19835, ISBN O-87793-159-3. Het opschrift boven de vertaling stamt van mijn hand.
Merton gidst ons op een reis naar God waarin het zelf dat aan de reis begon niet het zelf is dat aankomt. Het zelf dat de reis begon is het zelf dat wij méénden te zijn. Het is dit zelf dat sterft tijdens de reis, totdat uiteindelijk niemand (=geen zelf) overblijft. Dit "niemand" is ons ware zelf. Het is het zelf dat vooraf gaat aan zus of zo. Het is het zelf in God.
- James Finley en Thomas Merton -
Deze tekst heb ik vertaald uit James Finley, Merton's Palace of Nowhere. A Search for God through Awareness of the True Self, Ave Maria Press, Notre Dame, Indiana 46556, 19835, ISBN O-87793-159-3. Het opschrift boven de vertaling stamt van mijn hand.
Vragen hoe dit ware zelf te realiseren is als staan aan de rand van een groot, ondergesneeuwd veld waar nog niemand overheen is gelopen, en dan vragen: "Waar is het pad?" Het antwoord is: steek het veld over, en er zal een pad verschijnen. Je kunt niet vooraf bedenken hoe dit ware zelf te realiseren, om pas dan op te reis gaan en het helder bedachte doel te verwezenlijken. Veelmeer dien je te gaan lopen in vertrouwen, en terwijl je gaat zal het doel verschijnen - niet vóór, niet binnenin, noch achter ons, maar het zál verschijnen ... en het verschijnt aan niemand. Het verschijnt nergens. Het verschijnt niet in de openbaring van een feit, maar in een verandering van ons hart, waarin, zonder te weten hóe, God ons in Zichzelf verandert, en waarin we op duistere wijze en tegelijkertijd heel diep gaan beseffen dat ons leven, samen met Christus, heel diep verborgen is in God.
Waarmee kunnen we deze ontdekking vergelijken? Het is als de ervaring van een man die, eenzaam wandelend op een bitter koude en sterloze nacht, onverwachts een groot en warm uitziend huis ontdekt. Als hij het huis nadert en zijn gezicht tegen het raam drukt, ziet hij zichzelf zitten, comfortabel slapend bij het haardvuur. Plotseling realiseert hij zich dat hij gevangen zit aan de buitenkant van zijn eigen huis. Hij komt tot het besef dat hij een rijk leven heeft, maar desondanks een armoedig bestaan leidt. Hij is geborgen, maar staat desondanks op de rand van de dood. Hij is vervuld, maar desondanks is zijn leven steriel en leeg.
Als een razende begint hij op het raam te bonzen, luidkeels schreeuwend om binnengelaten te worden. Maar het zelf in het huis hoort hem niet en, terwijl hij bonst, wordt de glasbarrière die hem scheidt van zijn eigen leven alleen maar dikker en raken zijn gebalde vuisten verstijfd van pijn.
Uiteindelijk, wanneer hij inziet dat hij niets bereikt met bruut geweld, zit hij stil in de sneeuw. Hij wordt overmand door een alles verterend en steeds sterker wordend verlangen, en door een onwankelbare hoop dat hij één zou mogen worden met zichzelf. Hoewel dit verlangen machteloos lijkt, is dit de kracht die zijn inwendig zelf tot ontwaken brengt. Het glas lost op en het huis verdwijnt in het niets. De man ontdekt dat hij in feite al die tijd reeds thuis was, maar het niet besefte. Hij ontdekt dat de nacht in feite zijn licht is, en dat de bittere kou in werkelijkheid een verterend vuur is van hoogste vreugde en vervulling.
- James Finley en Thomas Merton -
Deze tekst heb ik vertaald uit James Finley, Merton's Palace of Nowhere. A Search for God through Awareness of the True Self, Ave Maria Press, Notre Dame, Indiana 46556, 19835, ISBN O-87793-159-3. Het opschrift boven de vertaling stamt van mijn hand. De tekst tussen aanhalingstekens is een citaat van Merton zelf, ontleend aan: Zen and the Birds of Appetite, New York 1986, p.76-77.
We zouden tot gebed dienen te komen zoals een kind een slok water neemt. We zouden in gebed dienen te zitten met de eenvoud waarmee de weerspiegeling van een wolk gewichtsloos rust op het oppervlak van een of ander afgelegen meertje. Ons gebed is geen identiteitsverschaffer. Het maakt niet mooier en voegt geen enkele gram toe aan het gewicht van het naar onderscheidingen graaiende ego.
[...] Het is om deze reden dat welke expressie dan ook van een gedreven zoeken naar spirituele verworvenheid heel waarschijnlijk voortkomt uit het onechte zelf. Het zijn onze onechte zelven waarmee we onszelf zien als "potentiële subjecten van bijzondere en unieke ervaringen, of als kandidaten voor realisatie, verworvenheid en vervulling."
- James Finley en Thomas Merton -
Deze tekst wordt door A.J. Heschel aangehaald in zijn prachtige boek: "In het licht van Zijn aangezicht. De betekenis van het gebed in de Joodse gedachtenwereld", uitg. Bijleveld, Utrecht z.j., p.69.
Het uur van het gebed is zowel de kern als de vrucht van onze tijd, terwijl alle andere uren als wegen zijn die naar dat uur toe leiden. [...] De gebedstijden verhouden zich tot de ziel als de maaltijden tot het lichaam. Gebed is voor de ziel wat voedsel is voor het lichaam. En de zegen die wij aan het gebed ontlenen duurt voort totdat het weer tijd is om te bidden, net zoals de kracht die wij opdoen bij het middagmaal voortduurt tot het avondmaal.
- rabbi Jehoeda Halevi -
In "Prayer", Augsburg Publishing House, Minneapolis 1931, p.16.
Gebed gaat dieper dan woorden. Het is aanwezig in de ziel nog voor het in woorden geformuleerd is. En het blijft wonen in de ziel als het laatste woord van ons gebed onze lippen gepasseerd is. Gebed is een houding van ons hart, een houding van onze geest. Gebed is een zeer bepaalde houding van onze harten ten overstaan van God, een houding die Hij in de hemel onmiddellijk herkent als gebed, als een beroep op Zijn hart. Of het de vorm van woorden aanneemt of niet, maakt voor God geen verschil, alleen voor onszelf.
- O. Hallesby -
Wanneer de Geest bij iemand zijn intrek heeft genomen, kan die persoon niet meer ophouden met bidden. Want de Geest bidt onophoudelijk in hem. Of hij nu slaapt of wakker is, in zijn hart gaat het gebed voortdurend door. Of hij nu aan het eten is of aan het drinken, of hij nu rust of werkt - de wierook van het gebed ontstijgt spontaan aan zijn hart... God zal de bron zijn van zijn gedachten. De geringste beweging in zijn hart is als een stem die in stilte en in het geheim zingt voor de Onzienbare.
- Isaak van Syrië (6e eeuw n.C.): Leer ons bidden. Vertaald uit Paul Harris e.d., The Fire of Silence and Stillness, p.36-7. -
Deze citaten zijn parafraseringen door mij van teksten uit: In het licht van Zijn aangezicht. De betekenis van het gebed in de Joodse gedachtenwereld, uitg. Bijleveld, Utrecht z.j., ISBN 9061316510. De citaten zijn te vinden op resp. p.16 en 25.
Zoals een boom niet zonder aarde kan, zoals een rivier een bron nodig heeft, zo heeft de menselijke ziel iets nodig wat groter is dan zijzelf; zonder dat zou de ziel verdorren.
Bidden is wat anders dan praten. Wanneer we praten delen we elkaar iets mee; wanneer we bidden hopen we deel te krijgen aan iets.
- Abraham Joshua Heschel -
Uit Thomas Keating, Invitation to Love, Continuum, New York 1996. Vertaling door Alex Pot.
Het geregeld beoefenen van contemplatief gebed brengt een genezend proces op gang dat we de "Goddelijke therapie" zouden kunnen noemen. Het niveau van diepe rust dat aangeboord wordt tijdens perioden van gebed maakt de harde ondergrond los waarop onze emotionele onkruiden groeien die zijn opgeslagen in het onbewuste, onkruiden waarvan ons lichaam een waar pakhuis schijnt te zijn. De psyche begint zich spontaan te ontlasten van het onverteerde emotie-materiaal van een heel leven. Zodoende gaat er nieuwe ruimte open, ruimte voor zelfkennis, vrije keuze en de ontdekking van de Goddelijke Presentie in ons. Als gevolg van dit proces ontstaat er een groeiend vertrouwen in God, een steeds diepere band met de Goddelijke Therapeut, welke ons in staat stelt dit proces uit te houden.
- Thomas Keating -
Het wonderlijk mooie van het gebed is dat het opengaan van ons hart even natuurlijk gebeurt als het opengaan van een bloem. Op dezelfde manier zoals we, om een bloem open te laten gaan en te laten bloeien, dat alleen maar hoeven laten gebeuren, hoeven we alleen maar simpelweg te zijn om ons hart open te laten gaan. De Geest kan dan niet anders dan zichzelf uitschenken in heel ons zijn. Hiertoe zijn wij bestemd.
- Dom John Main (1926-82): Community of Love. Vertaald uit P. Harris: The Fire of Silence and stillness, p.35 -Contempleren betekent je eigen activiteit achter je laten en geactiveerd raken door de innerlijke kracht van de Heilige Geest. Het betekent dat je wordt meegesleept in de drievoudige liefdesstroom van Vader, Zoon en Heilige Geest. In het stil gebed van je hart - een geschenk van de Geest die in jou bidt - ga je voorbij gevoelens en emoties, en zelfs voorbij gedachten. In dit gebed werkt de Geest zó krachtig in jou, dat innerlijke beelden of overwegingen hiermee vergeleken enkel lawaai zouden zijn. Zulk lawaai zou een verstoring betekenen van de stille communicatie met God in je meest innerlijke kern.
- George A. Maloney in 'Alone with the Alone'. Vertaald uit P. Harris (ed.), The Fire of Silence and Stillness -
Vertaald uit: "The Loving Search for God", Continuum, New York 1998. ISBN 0-8264-0682-3, p.35.
Ik smeek je, omwille van de liefde Gods, om niet ontmoedigd te raken in je gebed. Begin er elke dag opnieuw aan. Zoek niet naar vertroostingen. Herinner je keer op keer dat liefde begint wanneer je niets terug verwacht. Er zullen je voldoende vertroostingen te beurt vallen wanneer God dat wil. Geniet ervan wanneer ze je geschonken worden, maar jaag ze niet na en raak er niet aan gehecht. Zoek de Gever, niet de gaven.
- William A. Meninger -
Want als meditatie bovenal gericht is op het tot stand brengen van een vitaal liefdescontact met de levende God, dan doet het nog niet het hele werk waartoe het in staat is als het niet anders doet dan beelden, ideeën en gevoelsindrukken in jou teweeg brengen. Maar wanneer de meditatie voorbij het niveau van jouw begrijpen en jouw verbeelding komt, dan brengt het je werkelijk dicht bij God, omdat het jou binnenbrengt in de duisternis waarin je niet langer meer óver Hem kunt denken. Je bent dan wel gedwongen om naar hem uit te reiken met blind geloof, met blinde hoop en liefde.
- Thomas Merton -
In: "Seeds of Contemplation." New Directions, Norfolk, Connecticut 1949, pp.141-141.
Het is gebruikelijker dat de geest de contemplatie niet leert van God in een plotselinge flits, maar in heel geleidelijke stappen. En feitelijk zal contemplatie nooit geleerd worden zonder het zware basale werk van lang en geduldig streven en langzame vooruitgang in de donkerheid van naakt geloof. Want een paar geïsoleerde - zij het ook intense - flitsen van de geest van inzicht en wijsheid maken een mens nog niet tot een contemplatief in de ware zin van het woord; contemplatief gebed is komt slechts dan overeen met de werkelijkheid die het aanduidt wanneer het in meer of mindere mate tot een gewoonte geworden is.
- Thomas Merton -
In: "Seeds of Contemplation." New Directions, Norfolk, Connecticut 1949, p.142.
Normaal gesproken ligt de weg naar contemplatie door een woestijn zonder bomen, zonder schoonheid en zonder water. De geest treedt een wildernis binnen en reist blind in allerlei richtingen die allemaal lijken weg te leiden van het visioen, weg van God, weg van vervulling en van vreugde... Het vooruitzicht van deze wildernis schrikt de meeste mensen dermate af, dat zij weigeren om haar brandend zand te betreden en te reizen temidden van haar rotsblokken. Zij kunnen niet geloven dat contemplatie en heiligheid gevonden dienen te worden in een troosteloosheid waar geen voedsel te vinden is en geen beschutting, geen rust en geen verfrissing voor hun verbeelding en intellect en voor de verlangens van hun natuur.
- Thomas Merton -
Bron: "The Art of Prayer: An Orthodox Anthology. Compiled by Igumen Chariton of Valamo. Translated by E. Kadloubovsky and E. M. Palmer. Edited with an introduction by Timothy Ware", Faber and Faber, London, England. 1966. ISBN 0-571-19165-7, p.45-6.
De verborgen kamer - vgl. Mt. 6:6: "Als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u en bid tot uw Vader die in het verborgene is" (KBS); AP - is tweevoudig: uiterlijk en innerlijk, materieel en spiritueel. De materiële plaats is gemaakt van steen of hout, de geestelijke kamer is het hart of de geest. St. Theophylactus zegt dat met deze zin geheime gedachten of een innerlijk beeld bedoeld worden.
De materiële kamer blijft altijd op dezelfde plek, maar de geestelijke kamer dragen we overal bij ons. Waar wij zijn is immers ook ons hart. En dus kunnen we ons daarin terugtrekken en - nadat we onze gedachten in ons hart verzameld hebben - in het geheim tot God bidden. Het maakt daarbij niet uit of we aan het praten of luisteren zijn, of dat er veel of weinig mensen rondom ons staan. Innerlijk gebed dat opwelt in onze geest terwijl we in gezelschap verkeren heeft geen lippen of boeken nodig, noch een tong of stem. Hetzelfde geldt ook voor de momenten waarop we alleen zijn. We hoeven alleen maar onze geest tot God te verheffen en diep in onszelf af te dalen. Dat kunnen we doen op elke plek.
- auteur onbekend -
Ik ontving het Engelstalige origineel van deze tekst via een rondzendlijst. Bij de tekst stond als bron vermeld: E Kadloubovsky and G. E. H. Palmer, trans.: Writings from the "Philokalia on Prayer of the Heart", London: Faber & Faber, 1951. Het gebed stamt uit de traditie van het hesychasme.
Je weet, broeder, hoe wij ademhalen; we ademen de lucht in en uit. Hierop is de leven van het lichaam gebaseerd en hiervan is het afhankelijk voor zijn warmte. Daarom, ga neerzitten in je cel, verzamel je geest, en leid hem in het pad van de ademhaling, het pad waarlangs de lucht binnenkomt. Dwing de geest om het hart geheel binnen te gaan tezamen met de ingeademde lucht, en houd hem daar. Houd hem daar, maar laat hem niet stil en ledig; geef hem in plaats daarvan het volgende gebed mee: "Heer, Jezus Christus, Zoon van God, wees mij genadig." Laat hem hiermee voortdurend bezig zijn, zonder ophouden. Want dit werk, door de geest vrij te houden van dromen, maakt hem ongevoelig voor suggesties van de vijand [bedoeld wordt de duivel; AP] en leidt hem naar Goddelijk verlangen en liefde. Voorts, broeder, streef ernaar je geest eraan te gewennen dat hij niet te vroeg naar buiten komt; want in het begin voelt hij zich erg eenzaam in die innerlijke afzondering en gevangenheid. Maar wanneer hij eraan gewend raakt, begint hij er juist een hekel aan te krijgen om zich in uiterlijke dingen te storten. Want het Rijk Gods is in ons, en voor een mens die dat Rijk in zijn binnenste gezien heeft en die het gevonden heeft door zuiver gebed, die het ervaren heeft, voor zo'n mens verliest alles buiten zijn aantrekkingskracht en waarde. Het is voor zo'n mens niet langer onaangenaam en vermoeiend om binnen te zijn.
- onbekend -
Vergelijk deze tekst eens met een tekst van Jan van Ruusbroec elders op zinrijk.nl.
De vele verstrooiingen en gedachten die tijdens het gebed of de meditatie kunnen optreden zijn als een radio op de korte-golfband: er klinkt allerlei - soms oorverdovende - ruis doorheen, en vaak schiet je door naar andere zenders dan die welke je zoekt. Maar af en toe kom je precies op de juiste zender en golflengte uit. En naarmate je meer geoefend bent, zul je jezelf steeds sneller en gemakkelijker op die golflengte afstemmen.
- Alex Pot -
Geciteerd in: W. Jäger, 'De mystieke weg: traditie en ervaring', Nijmegen 1984, p.15
Wanneer wij werkelijk innerlijke mensen en echte monniken willen worden, moeten wij noodzakelijk onze geest in het innerlijk van het lichaam verzameld houden. Het is dus op geen enkele wijze verkeerd de novicen voor te houden op zichzelf te letten, en hun geest tegelijk met de ademhaling op zichzelf te richten.
Het is toch een feit, dat bij degenen die voor de eerste keer het geestelijk strijdperk betreden, de geest niet zozeer verzameld als wel verstrooid is, en dat er een geweldige kracht nodig is om zijn tegenstand te breken. Vandaar uit beveelt men hun aan de ademhaling te beheersen, doordat zij de ingeademde lucht een beetje inhouden en gedurende deze tijd de geest binden.
Het in- en uitademen leidt heel geleidelijk naar de inkeer van de geest in zichzelf.
- Gregorius van Tessalonika -
Vertaling uit: Igumen Chariton of Valamo, "The Art of Prayer. An Orthodox Anthology", Londen 1997, p.106. Dit is een prachtige bloemlezing met teksten vanuit de Oosters Orthodoxe gebedsspiritualiteit, waarin het Jezusgebed centraal staat.
De geest verblijft in het hoofd, en dat is voor intellectuelen de enige plek waar zij zich ophouden. Ze leven in hun hoofd en lijden aan een onophoudelijke maalstroom van gedachten. Die maalstroom maakt dat hun aandacht nergens bij kan blijven stilstaan. Evenzo is de geest die in het hoofd verblijft niet in staat om de eenvoudige gedachte aan God vast te houden. Zo'n geest slaat voortdurend op hol. Wie wil dat de eenvoudige gedachte aan God een vaste plaats krijgt in zijn innerlijk, moet daarom het hoofd achter zich laten en met de geest afdalen in het hart. Daar moet hij zonder onderbreking en met aandacht aanwezig blijven. Enkel dan, wanneer de geest verenigd is met het hart, kun je hopen op succes in het besef van Gods aanwezigheid.
- Theofaan De Kluizenaar (1815-1894) -
Vertaling van: "Prayer", Sheed & Ward, New York 1961, p.106.
Contemplatie is nooit lui; zij kent geen wens om te "slapen" in de aanwezigheid van de Beminde, zij is altijd alert om zichzelf te voeden met "elk woord dat voortkomt uit de mond van God". Desondanks is contemplatie nooit nieuwsgierig of onverzadigbaar, maar weet daarentegen het woord en het voedsel van dít moment op zijn waarde te schatten en daarmee tevreden te zijn. Dit is het wat is gegeven aan hem [de bidder?; AP] om voor dit moment geproefd te worden; en de ziel wordt erdoor verblijd en ontleent er kracht aan voor de volgende fase van de reis naar de Berg Horeb. Met het voortschrijden van de tijd leert zij [i.e.: de contemplatie; AP] om toe te kunnen met steeds minder en minder materiaal ter overweging - zij begint in elk detail geheel de diepte van de betekenis ervan te zien en te bevatten. In het "gebed van rust", eenmaal bereikt met de hulp van de genade, wordt uitgebreidheid vervangen door intensiteit; de almaar voortspinnende gedachtengangen van de geest worden vervangen door een soort intuïtie die, in één enkele oogopslag, meer begrijpt dan de veelvuldige overwegingen van de mens aan het begin van deze weg.
- Hans Urs Von Balthasar -
Vertaald uit: "The Orthodox Way." St. Vladimir's Seminary Press, Crestwood, New York 1979, p.120.
Het komt veel voor dat contemplatie beschouwd wordt als een zeldzame en hoogverheven genade, en waarschijnlijk is het dat ook in zijn volheid. Toch liggen de zaden voor een contemplatieve levenshouding klaar in ieder van ons. Met ingang van dít uur en dít moment kan ik beginnen door de wereld te wandelen in het bewustzijn dat het Gods wereld is, dat Hij mij nabij is in alles wat ik zie of wat ik aanraak, en in iedereen die ik ontmoet. Hoe onhandig en onvolledig ik dit ook doe, ik heb dan toch mijn eerste stappen gezet op het pad van de contemplatie.
- Bisschop Kallistos Ware -
De afwezigheid is voor de liefde, wat de wind is voor het vuur: ze dooft het kleine vuur, maar wakkert het grote aan.
- Moeder Teresa -
WaalWeb Internetproducties
Zinrijk Webtechniek
© 2006-7